Ik ben bang van veel dingen. Je zou het me niet meteen nageven gezien hoe kalm en cool ik ben, maar het is wel zo. Het zijn niet per se de alledaagse zaken, de huis-tuin-en-keukenspinnen-fobieën – hoewel geleedpotigen niet mijn favorieten zijn, en ik enkel de lift durf nemen als ik van de trap een beklemmender gevoel in mijn borst krijg dan van het idee van de op- en neergaande lijkkist – maar eerder andere, meer existentiële angsten. Je bent een softgirl of je bent het niet, natuurlijk; als ik beter was in obscure films en filosofie, ik maakte er een verschrikkelijk intelligent mopje over. Als ik een softboi was, zou ik gewoon ‘ik ben triest, stuur mij een tettenfoto’ schrijven. Ik zeg dit niet omdat ik denk dat ik de enige slimmerik ben die doorheeft dat het leven eindig is, maar net omdat ik denk dat we het allemaal wel een beetje in onze broek doen als we te lang stilstaan bij wat het leven nu eigenlijk is. Je wordt geboren, je moet er zowat het beste van maken, en dan ga je dood. Het stuk tussen begin en eind kan lang zijn, extreem kort, perfect eindigen aan de 80,8-meet, of ergens blijven zweven in het midden, vis noch vlees, geleefd, maar nog veel te leven. Wie of wat bepaalt waar het stopt, ik wil hen wel eens ontmoeten.
Ik ben de eerste om mopjes te maken over sterven. Ik-val-nog-liever-dood-grapjes zijn mijn lievelings, en in geuren en kleuren uitleggen hoe ik wil dat mijn begrafenis eruitziet, is een gewone dinsdagochtend voor mij. Voor de volledigheid: ‘t is met zwarte hoeden, Meryl Streep, een dansoptreden, een orkest, en iedereen moet zo hard huilen dat ze kokhalzen. Ik heb het netjes voor je uitgelegd in de podcast, ga maar eens luisteren. Schaamteloze reclame voor mijn andere shit, je leeft tenslotte maar één keer. Ik weet niet of YOLO een goed genoeg excuus is voor die plug, maar kom, trek een felrode broek aan en doe alsof het 2011 is. Humor is het medicijn, altijd, overal, en enkel strikt figuurlijk want anders had ik waarschijnlijk maar één been meer, maar het is de lach die je met mensen deelt die het allemaal ongeveer de moeite waard maakt. Is dat om een scheetmop of een ‘kijk maar nog eens goed naar mij, ik kan straks dood zijn’ voor je de deur uitloopt, het is mij eender (al hou ik echt niet van scheetmoppen). Maar ondanks mijn voorliefde voor de lugubere punchline, wil ik er soms mijn bed niet van uitkomen. Soms weet ik niet hoe ik moet voortgaan wetende dat iedereen die ik graag zie er op een dag niet meer zal zijn (niet in het minste ikzelf, wat wordt er dan van de wereld?); de telefoon van mijn mit die na de normale vijfhonderdtwintig keer overgaan toch niet wordt opgenomen, de vriendenstoel die wankelt omdat er een poot mist, de buren in wiens huis het ineens een pak stiller is. Hoe moet ik opstaan, gaan werken, atypische hobby’s als pottenbakken uitvoeren, allemaal in de wetenschap dat deze vreemd gevlekte mok misschien mijn laatste wapenfeit op aarde is? Beter leren glazuren, en altijd opnieuw naar links kijken alvorens de straat over te steken? Misschien elke dag leven alsof het je laatste is, en zo vermijden dat als je tijd gekomen is, je meer spijt dan liefde in je hart hebt?
Leven alsof er geen morgen is, is dikke zever. Tuurlijk, het misstaat niet op een guitige melodie, en het combineert prachtig met ritmisch handgezwaai, maar als levensstrategie is het praktisch onhaalbaar. Als ik wist dat mijn dagen genummerd waren – wat ze zijn, en wat ik in theorie weet – dan ging ik gokken in Vegas, snorkelen in Bali, en Mai Tais drinken op de Seychellen. Ik zou hele dagen lang dansen met Anthony en petanquen met Denise uit het woonzorgcentrum. Ik spaarde geen euro, en at elke dag dumplings en sushi. Wanneer mijn bankrekening dan eerder zijn laatste adem zou uitblazen dan ik, zou ik het gewoon negeren. Verdergaan op geleend geld, en geleende tijd. Een ziekteverzekering kan je schrappen om met de bespaarde centen te leven alsof morgen niet bestaat, maar die strategische annulatie kan ook meteen de reden zijn dat vandaag je laatste dag is. Ironie is bijna even fantastisch als onze zorgverlening.
Mijn punt is: ik heb geen punt, weet ik veel. Als ik het antwoord had op deze meest fundamentele vraag van ons bestaan, dan was ik zelf nooit meer bang, en ging ik op wereldtournee met peperdure seminars. Ik gok dat het beste dat je kan doen, leven is alsof je er morgen waarschijnlijk wel nog bent. Een beetje roekeloos, een beetje verantwoordelijk. Geniet van de mooie momenten, wentel je in verdriet als het opborrelt, gun jezelf eens een dag in bed, of een extra dag verlof omdat je gewoon echt veel liever in het gras wil liggen dan aan je bureau zitten. Zelfs al leef je niet elke dag zoals André Hazes het je graag wijsmaakt, dan nog is er op het einde hoogstwaarschijnlijk meer liefde dan spijt. In de eindigheid van het leven ligt ook zijn schoonheid, want vanzelfsprekendheid wordt erg snel erg saai. Stel gewoon de grote dingen niet te hard uit, je wil niet sterven met een grote onuitgesprokenis op je tong.
Maanden niks geschreven-geschreven, en dit is wat eruit komt. Het maalt al zo lang in mijn hoofd, maar het is met deze troep dat ik (en jij) het zal moeten stellen. Het zijn lastige tijden, maar weet dat het sowieso voorbijgaat. Omdat je op een dag dood zal zijn, bijvoorbeeld. Het laatste wat ik wou, is dat dit een YOLO-verhaal werd. Het is een pleidooi voor een tettenfoto, op z’n meest.