Tijd is relatief. Dat heb ik geleerd uit Interstellar, toen ik drie uur later ineens tien jaar ouder was, en uit twee weken in het ziekenhuis. Een halve maand kliniek is in theorie veertien keer avondboterhammen met paté, haringsalade, salami, of op een goeie dag kaas, en letterlijk minstens tien keer boterhammen met confituur. Negentien keer, als je het ontbijt erbij rekent. In een ziekenhuiskamer beweegt tijd in broodbeleg. De lange tube die ergens onder het verband in mijn been verdween er weer uithalen, duurde misschien vijf seconden, maar zeker tien boterhammen met Luikse stroop. De naald die in mijn schouder zonk toen ik een centraal infuus kreeg: alsof de haring gemaakt was van patésalade. De bezoekjes van familie en vrienden (en de knappe dokter) echter smaakten als een chocoladekoek op zondagochtend. Meer zelfs, als een verrassingscrèmekoek op een arbitraire dinsdag. Gelukkig amuseer ik mij overal en in elke tijdsdimensie, en dat wisten mijn tantes ook toen ze me een ukelele meebrachten “want je bent toch muzikaal.” Of de andere patiënten het nog leuk vonden toen ik een meer dan valse I’m Yours bracht (hét #1 ukelele-lied), weet ik niet, maar niemand kan altijd gelukkig zijn, hé.
De eerste dagen na de operatie waren een mix van veel pijn en heerlijk slapen. In geen enkele van mijn blogposts was/is het mijn bedoeling pillen te populariseren zoals jaren ‘90 sitcoms benijdenswaardige matriarchen vol wodka en Xanax door het beeld laten paraderen, maar enkele luchtige croissants lang druppelde de hemel rechtstreeks mijn aders binnen. Ik begrijp dat die zaligheid niet lang kan blijven duren voor een patiënt die elke keer luidkeels “Joepie!” roept wanneer er een nieuwe lading aankomt. Zo’n gedrag boezemt weinig vertrouwen in. Toen ik daarna mijn beste argumentatieskills moest bovenhalen om alsjeblieft please por favor nog een OxyContin te krijgen, wist ik dat mijn rijk voorbij was. Op zich is dat oké, het is ook heel leuk om het verpletterende gewicht van de wereld ten volle te ervaren, en ik kan nu tenminste zeggen dat ik een pijnstiller genomen heb die blijkbaar bekend staat als hillbilly heroin. Met die roze slaapkleedjes en liefdesliedjes-op-ukelele kan ik de street cred wel gebruiken.
Natuurlijk is het nu niet dat ik ook niet een paar broden ongelukkig geweest ben. Ik ben drie keer verhuisd van verdieping, en was altijd immens triest om het net-bekende verplegend personeel achter te laten. Dit is ongetwijfeld iets wat ik met mijn psycholoog moet bespreken, niet in het minst omdat ik mij duidelijk snel kan hechten aan onbekenden, maar dan toch niet in staat ben betekenisloze relaties aan te gaan met besnorde jongens die in de kelder van hun ouders wonen in afwachting van hun bands grote doorbraak. Een mogelijk pad om te verkennen is dat zìj die niet met mìj willen aangaan, maar dat lijkt me verschrikkelijk onwaarschijnlijk. Tel daarbij nog eens het hele been, de vissalades en het geleidelijk afkicken van fantastische pijnstillers, en een mens zou al om minder eens een traantje laten. Anderzijds was het leeglopen van mijn ogen misschien een simpele bijwerking van de onontkenbare kortsluiting die zich voordeed in mijn brein toen de orthopedist op ronde kwam en meldde dat dit hele voorval gewoon brute pech was. Ergens onderweg van mijn hersenen naar mijn mond veranderden de woorden “Dat is echt ziek kut” naar “Het is enkel fair zeker, ik heb echt al een goed jaar gehad”, en als me dat geen flagrante leugen en plotse persoonlijkheidswissel was. De arme man prees me nog voor mijn optimistische kijk op de dingen. Zou het ongepast zijn hem een print van deze blog te bezorgen? En mijn telefoonnummer?
En toen volgde de, waarschijnlijk in jouw oren, de ‘kutsong’ : ‘Brood voor morgenvroeg’… ik ben wél fan!
LikeLike