Om eens een open deur in te trappen: ‘t zijn slechte tijden. Alsof de dagelijkse -fobie’s en -ismen nog niet genoeg waren, hebben we er nog eens een globale pandemie bovenop gekregen. Een virusuitbraak die de optimistischere van hart nog durfden categoriseren als tragisch, doch iets waar we als mensheid sterker uit zullen komen – alsof empathie iets is waar onze wereld nog in kan groeien. Gelukkig is niet altijd alles slecht: het waarschijnlijk beste dat uit heel deze periode voortgekomen is, is dat de bepaalde groep mensen die ruziet in de Facebook-comments ondertussen opgesplitst is in meerdere subgroepen die nu ook onderling bekvechten over wie het het meest verdient om pakweg op de eerste rij van de AB te staan. “Uiteindelijk hebben die zorgverleners toch voor dit beroep gekozen om mensen te helpen”, dixit Brigitte, die ongetwijfeld nog nooit naar een concert geweest is en het ook nooit van plan was, maar die vindt dat de eerste rij haar wel even hard toekomt als de mensen die onze mama’s, opa’s en vrienden gered hebben. Brigitte heeft tenslotte toch de moeite gedaan er op sociale media over te zagen. 

Toen ik begin dit jaar nog aan het opscheppen was over hoe geweldig mijn leven was, wist ik natuurlijk dat dat niet kon blijven duren – al moet ik zeggen dat een luttele 54 dagen wel aan de magere kant is. Het universum is mij uiteindelijk niets verschuldigd, maar zeker toch een beetje meer dan dat? Anderzijds heeft de hele wereld de metaforische piano op het hoofd gekregen – en ongetwijfeld enkele dutsen ergens de letterlijke – dus wie ben ik om te klagen, behalve de persoon door wiens gat de evenaar loopt en die er een ding van gemaakt heeft om over alles wel een mening te hebben. Exact. 

Je hebt mijn afwezigheid de laatste weken ongetwijfeld opgemerkt – indien niet, hou je vooral niet in erover te liegen. Met een simpele ‘ik heb je gemist’ kom je bij mij al ver, ongeacht het waar is of niet. Nogmaals, het zijn slechte tijden, de waarheid is ondergeschikt aan mijn nood aan hoop in de toekomst. Onze ouders hebben ons ooit zoveel dingen wijsgemaakt à la ‘de Sint is echt’ en ‘later als je groot bent, mag je doen wat je wil’, is het dan echt en oprecht te veel gevraagd om je onvergankelijke liefde aan mij te betuigen? 

Er is veel en niets gebeurd de afgelopen weken, vandaar het gebrek aan coherent verhaal tot hiertoe. Ik heb veel gewerkt, veel wakker gelegen, veel gedutst met mijn been. Mijn been is een concept, een gebeurtenis van ongeveer tien jaar geleden die zich manifesteert in een stuk van mijn lichaam vol putjes en littekens – immer zichtbaar hoe weinig ik mijn benen ook scheer. Behalve op esthetisch vlak is er ondertussen echter geen verschil meer met mijn andere been en doe ik evenveel niet aan sport met het linkse als met het rechtse – en aangezien ik schoonheid toch als een persoonlijk kunstwerk zie, vind ik dat allemaal niet erg. Het hele maanlandschap is een makkelijke en duidelijke aanzet voor het eerste lied dat één van mijn toekomstige rock band husbands over mij zal schrijven. Ik zet er geld op dat het iets zal zijn met kraters, de melkweg, en hopelijk toch minstens één intergalactische you’re out of this world, baby

De laatste tijd is het echter iets minder poëtisch, en iets meer een stoorzender. Ofwel zie je me gracieus als een gazelle aan de drugs voorbij huppelen, ofwel zie ik eruit als een oma die weigert een wandelstok te gebruiken ook al heeft ze er overduidelijk één nodig “want zo oud ben ik nog niet!” Pilgewijs ben ik een dagelijkse liter wodka en een facelift of vier verwijderd van een leven als Calabasas cougar. Ik weet niet wat er aan de hand is – bespaar mij de domme mop die nu in je opkwam – maar afzien is het wel. Des te meer omdat ik weet dat het grote verschil tussen mij en de Hollywood-midlife-crisis-mensen geen fles drank, maar eerder een paar miljoen euro is. Anderzijds heb ik wel gewoon twee minizwembaden en een duidelijke plaats om bodyshots te doen op mijn lichaam, dus wie is hier de échte loser? Retorische vraag.

Natuurlijk heeft ook deze wolk een silver lining, want van de resem dokters(-assistenten) die ik ondertussen geconsulteerd heb over mijn planeet van een onderbeen, blijkt er toch alweer eentje de liefde van mijn leven te zijn. Ik zag knalblauwe ogen, hij had een stem als Thomas Huyghe (zeker het soort rare voorkeur dat ik niet zou moeten opbiechten) én hij lachte met mijn grapjes – die alomtegenwoordig waren, alsof ik deze pure comedy gold voetfetisj- en pijnstillerverslaving-moppendoos dicht zou laten. ‘t Is maar een geluk in deze mondmaskertijden dat, nu mijn oogverblindende glimlach verborgen blijft, ik nog kan uitpakken met mijn sprankelende persoonlijkheid en eersteklas wenkbrauwen. Achteraf bekeken moet ik ‘lachen met’ waarschijnlijk nuanceren, want ik betwijfel hoe scherp ik de wereld de laatste weken nog gezien heb. Leuk weetje: het licht achter mijn wolk was de reflectie van de verlovingsring van de liefde van zìjn leven.

De afgelopen tijd laat zich goed samenvatten in een recente avond op ons terras: ik kom enthousiast aangewandeld, twee glaasjes rosé in de hand, en geef er eentje aan mijn huisgenoot. Terwijl ik ga zitten op ons prachtig wit plastic nineties-meubilair, wil ik een vrolijke ‘Zeg, op het verlof, hé!’ toost doen en zak ik rond het derde woord door de stoel. Ik wil het in detail en slow-motion beschrijven voor de komische waarde, maar ‘t is eerlijk al erg genoeg. Vooral omdat het ook niet het eerste oppervlak is dat ik onlangs gebroken heb met mijn kont. ‘t zijn slechte tijden, maar om het met een licht alternatieve versie van Lady Gaga’s Rain on me te zeggen: I’d rather be drunk*, but at least I’m aliveI guess.

Gelukkig kan ik alsnog afsluiten met een positieve noot. Om mijn afwezigheid halvelings goed te maken, zijn er nu Sex & the Shitty-totebags. De paar euro die ik ervoor vraag, gaan rechtstreeks naar het tweeledige goede doel dat 1) mijn gigantische ego voeden en 2) effectief mensen helpen die het nodig hebben, is. Stuur mij als je er eentje wil, en vergeet dan zeker je liefdesverklaring niet.